verkwanseling
- ver·kwan·se·ling
- naamwoord van handeling van verkwanselen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verkwanseling | verkwanselingen |
verkleinwoord |
de verkwanseling v
- het verspillen van iets dat waardevol is
- ▸ We gaan proberen op een moderne manier te vegeteren en te zien of we een graantje kunnen meepikken bij de verkwanseling van grootvaders vroegere bossen, machines en inventaris.[2]
- ▸ De petitie tegen de plannen voor een rijhal van 45 bij 25 meter en vergroting van een schuur achter het boerderijtje op aan de Diepenheimseweg 29 op de Needse Berg heeft 1036 steunbetuigingen van bezorgde inwoners van Lochuizen en Neede opgeleverd. De handtekeningen tegen de aantasting en ‘verkwanseling’ van het landschap werden donderdagavond door buurtbewoonster Marianne Kok overhandigd aan de voorzitter van de raadscommissie Ruimte Stefan Bos.[3]
- Het woord verkwanseling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron Jelle Boesveld“Protest: 1036 handtekeningen tegen plan rijhal Needse Berg” (13-06-2019), Tubantia