verhang
- ver·hang
- zn: naamwoord van handeling van verhangen ww (zonder -en), met hangen opgevat als "schuin aflopen, glooien" [1]
- ww: verhangen ww zonder de uitgang -en
het verhang o
- (waterbeheer) gradiënt van de waterspiegel, waterstandsverschil (verval) per afstandseenheid
- De rivier had een lokaal een sterk verhang waardoor scheepvaart lastig was
vervoeging van |
---|
verhangen |
verhang
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhangen
- Ik verhang.
- gebiedende wijs van verhangen
- Verhang!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhangen
- Verhang je?
- Het woord verhang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verhang" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be