• ver·hang

het verhango

  1. (waterbeheer) gradiënt van de waterspiegel, waterstandsverschil (verval) per afstandseenheid
    • De rivier had een lokaal een sterk verhang waardoor scheepvaart lastig was 
vervoeging van
verhangen

verhang

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhangen
    • Ik verhang. 
  2. gebiedende wijs van verhangen
    • Verhang! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhangen
    • Verhang je? 
77 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[2]