glooien
- glooi·en
- In de betekenis van ‘met een flauwe helling aflopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1640 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
glooien |
glooide |
geglooid |
zwak -d | volledig |
glooien
- absoluut een licht helling vertonen
- De weide glooit steeds meer naarmate je verder van het beekje komt.
- Het woord glooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glooien" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "glooien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be