• ver·groe·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord vergroening vergroeningen
verkleinwoord

de vergroeningv [2]

  1. het minder schadelijk maken van processen met betrekking tot de leefomgeving; het stimuleren van zaken die de leefomgeving verbeteren
     Meestal was het een combinatie van wetgeving, vergroening van de belasting, financiële prikkels, voorlichting en (collectieve) vormen van betrokkenheid van burgers en bedrijven.[3]
     Ten eerste: vergroening van het belastingstelsel; dit thema was erop gericht om de aanschaf van duurzamere consumptiegoederen te stimuleren.[3]
  2. het planten van meer planten en bomen in een bepaald (stedelijk) gebied
  3. het verjongen van de bevolking