• ver·groe·nen

vergroenen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vergroenen
vergroende
vergroend
zwak -d volledig
  1. groener maken
  2. (figuurlijk) milieuvriendelijker worden
     Maar Vattenfall vindt dat kritische vragen hierover niet aan hen gesteld moeten worden, maar aan de Nederlandse overheid. Die bepaalt immers of en onder welke voorwaarden bedrijven zich in Nederland kunnen vestigen. Ruben Lindenburg van Vattenfall zegt: "Het enige waar wij ons mee bezig houden is het vergroenen van het energieaanbod en daar mag iedereen gebruik van maken, dus ook Microsoft. En ook de huishoudens hier in de Wieringermeer."[2]
     De Duurzame 100 wordt "de top van onderop", genoemd door Trouw. De jury eert groene burgerinitiatieven, recyclen, het ruilen van spullen, rapen van afval, actievoeren, ontwikkelen van natuur, vergroenen van wijken, en het produceren van schone energie.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Heleen Ekker
    “Opening grootste windpark van Nederland; meeste stroom naar datacenter Microsoft” (Woensdag 30 september 2020, 17:05), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Jonge Klimaatbeweging op de eerste plek Duurzame 100 van Trouw” (Donderdag 8 oktober 2020, 22:22), NOS