• ver·en·ke·len

verenkelen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verenkelen
verenkelde
verenkeld
zwak -d volledig
  1. iets reduceren tot één
     Over wetenschappelijkheid gesproken, ik verzoek hen wetenschappelijk onderzoek te noemen, dat ondubbelzinnig pleit voor het aanbieden in groep 3 van woorden als ‘boter’ (verenkeling van lange slotklinker), ‘naald’ (slot-d met t-klank) en ‘flessen’ (medeklinkerverdubbeling na korte slotklinker).[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Dr. Ewald Vervaet
    “Leesonderzoekers verzaken plicht” (15 juni 2018), Reformatorisch Dagblad