Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·duf·fen
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van duf met het voorvoegsel ver-

Werkwoord

verduffen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verduffen
verdufte
verduft
zwak -t volledig
  1. minder levendig worden van iemands geestestoestand
    • Wat is er verkeerd gegaan, vraagt ze zich af, dat ik tóch ben gaan lijken op de meisjes waar we zo op neerkeken, die met de kookpotten, de tv en de familiequiz? Door de konfrontatiebezoeken aan Mirjam dringt het besef tot haar door dat ze zich door de dagelijkse sleur heeft laten verduffen en vervreemden van de realiteit en zichzelf: ‘ze zag plotseling hoe de nieuw aangeplante boompjes het laatste jaar gegroeid waren. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

35 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen