Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·de·digt uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitverdedigen

verdedigt (…) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitverdedigen
    • Jij verdedigt uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitverdedigen
    • Hij verdedigt uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitverdedigen
    • Verdedigt uit! 

Gangbaarheid