Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·bou·wing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verbouwing verbouwingen
verkleinwoord verbouwinkje verbouwinkjes

Zelfstandig naamwoord

de verbouwingv

  1. een bouwkundige wijziging aan een bestaand gebouw
    • De klusser deed de ene na de andere verbouwing aan zijn huis. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be