• ver·bou·we·re·ren
  • Oudere vormen, die in meerdere dialecten voorkwamen, waren onder meer verbabbereeren, verbubbereeren en verbangereren.[1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verbouwereren
verbouwereerde
verbouwereerd
zwak -d volledig

verbouwereren

  1. overgankelijk van zijn stuk brengen, ontsteld of verlegen maken
    • Muziekliefhebbers der Lage Landen, laat u eveneens overrompelen, verrassen, vertederen, verleiden en verbouwereren door zoveel pracht.[2] 
  1. VERBOUWEREEREN, Woordenboek der Nederlandsche Taal
  2. De Ongeletterde Wanhoop, ongeletterde1.rssing.com