• ver·bou·we·reer·de

verbouwereerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verbouwereerd
vervoeging van
verbouwereren

verbouwereerde

  1. enkelvoud verleden tijd van verbouwereren
    • Ik verbouwereerde. 
    • Jij verbouwereerde. 
    • Hij, zij, het verbouwereerde. 
  2. verbogen vorm van verbouwereerd, voltooid deelwoord van verbouwereren