verblijfsadres
- ver·blijfs·adres
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verblijfsadres | verblijfsadressen |
verkleinwoord | verblijfsadresje | verblijfsadresjes |
het verblijfsadres o
- adres van de woning waar iemand woont
- ▸ Een psychiatrisch deskundige heeft geconstateerd dat de dader lijdt aan paranoïde schizofrenie met waanbeelden. Op het moment van de aanslag was hij alleenstaand en werkloos en had hij geen vast verblijfsadres. Volgens de officier van justitie was hij gefrustreerd over zijn persoonlijke omstandigheden. Hij heeft gedurende het gehele proces gezwegen.[1]
- Het woord verblijfsadres staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Levenslang voor man die in 2020 in Trier op voetgangers inreed” (Dinsdag 16 augustus, 22:38), NOS