Nederlands

 
venkelgroen
Uitspraak
Woordafbreking
  • ven·kel·groen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord venkelgroen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het venkelgroeno

  1. (plantkunde) (groente) Foeniculum vulgare   het eetbare groene gedeelte van een venkelplant
     Serveer de kabeljauw met kruidenkorst en kruidensalade met venkel. En garneer met het fijngesneden venkelgroen.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Kabeljauw met kruidenkorst” (27-12-2017), Tubantia