• veer·slot
enkelvoud meervoud
naamwoord veerslot veersloten
verkleinwoord

het veersloto [1]

  1. slot waarin de pal met een veer aangedrukt wordt
     Bevil dacht slechts dat we daar eens waren gaan kijken en dat het veerslot misschien dicht was gesprongen en ons had opgesloten.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Burcht der verschrikking” (1966), Saga, ISBN 9788726484878