Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vast·be·slo·ten·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vastbeslotenheid vastbeslotenheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vastbeslotenheidv

  1. het vasthouden aan een genomen besluit en dit besluit ook uitvoeren
    • De vastbeslotenheid van de minister zorgde ervoor dat de problemen veroorzaakt door de overstroming krachtig werden bestreden.  
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen