vanglijn
- vang·lijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vanglijn | vanglijnen |
verkleinwoord |
- een touw waarmee men boten of andere vaartuigen kan belemmeren verder te varen
- De eb-en-vloedstroming onder de schuiven is behoorlijk sterk, weet de technicus. „Dat leidde al in 1987 tot een gevaarlijke situatie, toen het bootje van een sportvisser tijdens opkomend water vlak bij de pijlerdam terechtkwam. De sterke stroming trok het vaartuig onder de schuif door. De kajuit werd volledig gekraakt. De mannen waren languit gaan liggen; ze mankeerden niets. Mogelijk hadden ze na afloop wel hun broek vol”, lacht Lindenbergh. Sindsdien ligt er voor de pijlerdam een vanglijn om boten tegen te houden. [3]
- touw gebruikt bij het afmeren van een vaartuig
- touw waarmee men een bijboot kan voortslepen
- Het woord vanglijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vanglijn" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ vanglijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Bart van den Dikkenberg 01-10-2011 Jubilerende stormvloedkering nog steeds in topconditie
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be