vakkring
- vak·kring
- samenstelling van vak zn en kring zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakkring | vakkringen |
verkleinwoord |
- groep van professionals een bepaald vak, ambacht of professie uitoefenen
- ▸ Tante Maud mocht mijn vader dan verstrooid vinden - en geen hoge pet op hebben van mijn moeders huisvrouwelijke kwaliteiten, wat de reden was geweest waarom we zolang moeder leefde zo weinig met haar waren omgegaan - maar hij stond in vakkringen in hoog aanzien en daarom zou het verstandig zijn als ik daar ook in trouwde.[2]
- ▸ In vakkringen oogst Von Hagens’ meesterlijke dissectiekunde absolute erkenning. Het publiekelijk tentoonstellen van zijn anatomisch instructiemateriaal stuit echter hier en daar op weerzin.[3]
- Het woord vakkring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Victoria Holt“Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915
- ↑ Weblink bron Peter Raeymaekers“Dagje lijken kijken” (Beeldhouwkunst Maken van gipsmaskers Een beeldhouwer, kunstenaar is met rokende pijp in zijn, SFA022826050.jpg), NewScientist