vakantiegebied
- va·kan·tie·ge·bied
- samenstelling van vakantie en gebied
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiegebied | vakantiegebieden |
verkleinwoord | vakantiegebiedje | vakantiegebiedjes |
het vakantiegebied o
- deel van een land of regio waar veel toeristen naar toegaan
- De Waddeneilanden zijn een favoriet vakantiegebied in Nederand.
- De Alpen zijn een vakantiegebied zowel voor wintervakanties als voor zomervakanties
- Het woord vakantiegebied staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.