vakantieattest
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·kan·tie·at·test
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie zn en attest zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantieattest | vakantieattesten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het vakantieattest o
- afrekening van het vakantiegeld en het aantal vakantiedagen waar men nog recht op zou hebben als men als werknemer uit dienst gaat
- ▸ Wanneer je als bediende uit dienst gaat, ontvang je van jouw werkgever een vakantieattest. Dat document bevat een afrekening van je vakantiegeld. Ook het saldo van je vakantierecht voor het huidige jaar en het vakantierecht dat je hebt opgebouwd voor het volgende jaar vind je op het document terug.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord vakantieattest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Vakantieattest”