Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vaar·dig·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afvaardigen

vaardigden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afvaardigen
    • Wij vaardigden af. 
    • Jullie vaardigden af. 
    • Zij vaardigden af. 

Gangbaarheid