• uvan·lig
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord vanaligr
  • Afgeleid van het Noorse zelfstandige naamwoord vane met het voorvoegsel u- en met het achtervoegsel -lig
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud uvanlig uvanligere uvanligst
o enkelvoud uvanlig
meervoud uvanlige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
uvanlige uvanligere uvanligste

uvanlig

  1. buitengewoon, ongewoon, opmerkelijk, uitzonderlijk
    «Uvanlig stjerne gir ny kunnskap om sorte hull.»
    Een opmerkelijke star geeft nieuwe kennis over zwarte gaten.

uvanlig

  1. ongewoon
    «Ifølge indeksen steg realprisene på bolig uvanlig sterkt.»
    Volgens de index stegen de reële prijzen voor woningen ongewoon sterk.


uvanlig

  1. verouderde spelling of vorm van uvanleg tot 2012
onbepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van uvanlig