• ut·le·ve·re
  • Afgeleid van het Noorse werkwoord levere met het voorvoegsel ut-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
utlevere
utleverer
leverte
utlevert
Klasse 2 zwak

utlevere

  1. overgankelijk overhandigen
    «Soldatene fikk utlevert utstyr.»
    De soldaten kregen de uitrusting overhandigd.
  2. overgankelijk uitleveren
    «Polanski blir ikke utlevert til USA.»
    Polanski zal niet worden uitgeleverd aan de Verenigde Staten.
  3. overgankelijk openbaar maken, te kijk zetten
    «Han vek ikke tilbake for å utlevere de mest intime familieforhold.»
    Hij aarzelde niet om de meest intieme familiebanden openbaar te maken.

utlevere seg

  1. wederkerend zich openbaren
    «De følte det ikke var noe problem å utlevere seg, siden alle var i samme situasjon.»
    Ze voelde dat er geen enkel probleem was om zich te openbaren omdat iedereen in dezelfde situatie zat.


  • ut·le·ve·re
  • Afgeleid van het Nynorske werkwoord levere met het voorvoegsel ut-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
utlevere
utleverer
utleverte
utlevert
Klasse 2 zwak

utlevere

  1. overgankelijk te kijk zetten

utlevere seg

  1. wederkerend zich openbaren
    «De følte det ikke var noe problem å utlevere seg, siden alle var i samme situasjon.»
    Ze voelde dat er geen enkel probleem was om zich te openbaren omdat iedereen was in dezelfde situatie zat.