• ut·kikk
  • Afkomstig van het Nederlandse zelfstandige naamwoord uitkijk met het voorvoegsel ut-
Naar frequentie 5041
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   utkikk     utkikken     utkikker     utkikkene  
genitief   utkikks     utkikkens     utkikkers     utkikkenes  

[A] utkikk, m

  1. (scheepvaart) zeeman op de uitkijk
  2. (scheepvaart) uitkijkpunt op een vaartuig
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   utkikk     utkikket     utkikk     utkikka
utkikkene  
genitief   utkikks     utkikkets     utkikks     utkikkas
utkikkenes  

[B] utkikk m / o

  1. uitkijk, uitzicht

utkikk, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van utkikk, o


  • ut·kikk
  • Afkomstig van het Nederlandse zelfstandige naamwoord uitkijk met het voorvoegsel ut-
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   utkikk     utkikken     utkikkar     utkikkane  

[A] utkikk, m

  1. (scheepvaart) zeeman op de uitkijk
  2. (scheepvaart) uitkijkpunt op een vaartuig
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   utkikk     utkikket     utkikk     utkikka  

[B] utkikk, m / o

  1. uitkijk, uitzicht

utkikk, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van utkikk, o