• ut·blås·ning
  • Afkomstig van het Noorse werkwoord utblåse met het voorvoegsel ut- en met het achtervoegsel -ning met verval van de 'e'.
Naar frequentie > 5000

utblåsning m / v

  1. ademstoot, uitademing
  2. ontlading, uitstroming
  3. scheldkanonnade
    «Treneren hadde en utblåsning etter nederlaget.»
    De coach vuurde een scheldkanonnade na de nederlaag af.
m/v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   utblåsning     m: utblåsningen
v: utblåsninga  
  utblåsninger     utblåsningene  
genitief   utblåsnings     m: utblåsningens
v: utblåsningas  
  utblåsningers     utblåsningenes  
  • [1]: utblåsning gjennom munnen
ademstoot door de mond
  • [1]: holde pusten mellom hver utblåsning
de adem inhouden
  • [2]: ukontrollert utblåsning (av olje eller gass)
een ongecontroleerde uitstroming (van olie of gas)