• upp·rep·ad
  • Gebruik van het voltooid deelwoord van het Zweedse werkwoord  upprepa ww  (Nederlands: "herhalen") als bijvoeglijk naamwoord met het voorvoegsel upp-; voor het eerst angetroffen in het jaar 1841
Naar frequentie 92326
A: nominatief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud upprepad mer upprepad mest upprepad
o enkelvoud upprepat
meervoud upprepade
bepaald / zwak
alle vormen upprepade mer upprepad mest upprepade
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
- - -
B: genitief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud - - - - - - - - -
o enkelvoud - - -
meervoud - - -
bepaald / zwak
alle vormen - - - - - - - - -
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
- - -

upprepad

  1. herhaald, meermaals, opnieuw en opnieuw
    «Där ska hon ha våldtagits upprepade gånger av männen.»
    Ze begreep maar een paar woorden van het gesprek.