undgå
- und·gå
- Afleiding van het Deense werkwoord gå met het voorvoegsel und-, dat een verkorting van het Oudnoorse bijwoord undan (= voort, weg) is.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
undgå |
undgår |
undgik |
undgået |
volledig |
undgå
- vermijden, voorkomen
- «En norsk bilist undgik natten til torsdag at ramme en elg.»
- Een Noorse automobilist kon in de nacht tot donderdag vermijden op een eland te brommen.
- «En norsk bilist undgik natten til torsdag at ramme en elg.»
- ontkomen, ontsnappen
- mijden
- [1]: ikke kunne undgå
niet vermijden kunnen
- [1]: undgå misforståelser
misverstanden te voorkomen
- undgå in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk