ukledelig
- ukle·de·lig
- Afleiding van het Noorse bijvoeglijke naamwoord kledelig "chic, elegant" (komt van het Noorse verouderde werkwoord klede "kleden") met het voorvoegsel u- en met het achtervoegsel -lig
Naar frequentie | 99601 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | ukledelig | ukledeligere | ukledeligst |
o enkelvoud | ukledelig | |||
meervoud | ukledelige | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
ukledelige | ukledeligere | ukledeligste |
- onvoordelig gekleed
- (figuurlijk) onbetamelijk, onelegant
- [2]: ufiks
- [2]: ukledelig kompromiss
een ongunstig compromis