Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·zwem·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

uitzwemmen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitzwemmen
zwom uit
uitgezwommen
klasse 3 volledig
  1. na een inspannend en snel zwemmen nog even rustig zwemmen om tot rust te komen
     De lessen trimzwemmen beginnen maandag 9 mei. Een les bestaat uit inzwemmen, verbetering zwemslagen en conditie, uitzwemmen en koffie of thee na de training.[2]
     'De grote tribunes eromheen zijn nu nog afgedekt. Dus dat zal er straks nog wel wat anders en nog mooier uitzien.' Alles in het complex is redelijk compact. Het bad waarin de zwemmers kunnen uitzwemmen en opwarmen, ligt vlak naast het zwembad.[3]
Antoniemen


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “In zwembad Twenhaarsveld trainen voor triatlon” (18-04-2011), Tubantia
  3.   Weblink bron “Olympisch bad geeft Veldhuis thuisgevoel” (09-03-2012), Tubantia