[1] inzwemmen voor de wedstrijd
  • in·zwem·men

inzwemmen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inzwemmen
zwom in
ingezwommen
klasse 3 volledig
  1. zwemmend een warming-up doen
    • Volgens de Braziliaanse bond zou Sun Yang zelfs een elleboogstoot hebben uitgedeeld aan Oliveira, die volgens hem in de weg lag tijdens het inzwemmen. Het resulteerde in een officiële klacht van de bond bij de wereldzwemfederatie FINA. [2] 
  2. ergens naar binnen zwemmen
    • Bruinvissen leven in de Noordzee maar van tijd tot tijd komt het voor dat ze de Nederlandse binnenwateren inzwemmen, aldus een woordvoerster van SOS Dolfijn. "Soms redden ze het en lukt het ze weer naar zee terug te keren, maar bij deze dus niet." [3] 
  3. in een bepaalde richting zwemmen
    • Mocht de boei een succes zijn, worden er meer langs de kust geplaatst. Wie toch in een sterke stroming terecht komt, moet rustig blijven en niet tegen de stroom inzwemmen. "Laat je een stukje meevoeren naar zee. Op een gegeven moment wordt de stroming minder en zwem dan schuin naar links of rechts weer terug richting de kust." [4] 
77 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[5]