uitwaaien
- uit·waai·en
- samenstelling van uit en waaien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitwaaien |
waaide uit woei uit |
uitgewaaid |
klasse 6
zwak -d
|
volledig |
uitwaaien [2]
- onovergankelijk door de wind gedoofd worden
- onovergankelijk zich in de wind ontplooien
- onovergankelijk zich opfrissen door in de wind lopen
- overgankelijk door waaien doven
- Het woord uitwaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitwaaien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ uitwaaien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be