uitvoerigheid
- uit·voe·rig·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitvoerigheid | uitvoerigheden |
verkleinwoord |
de uitvoerigheid v
- het groot en omvangrijk zijn
- Of om eene vergelijking te gebruiken, ontleend aan het tijdperk, waaruit het onderwerp is genomen, - deze studie doet vaak denken aan de uitvoerigheid der middeleeuwsche miniatuurschildering, niet altijd aan hare kunst. [2]
- Het woord uitvoerigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.