uitspellen
- Geluid: uitspellen (hulp, bestand)
- uit·spel·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitspellen |
spelde uit |
uitgespeld |
zwak -d | volledig |
- samenstelling van uit bw en spellen ww
uitspellen [1]
- een woord letter voor letter langzaam uitspreken
- een tekst woord voor woord langzaam uitspreken
- (figuurlijk) iets heel precies in simpele taal vertellen zodat er geen misverstand kan bestaan
- ▸ Het leidt tot van die suffe misverstanden waarbij je denkt: hoe dom kun je zijn? Moet ik dan echt alles uitspellen? De kunst is om niet zomaar aan te nemen dat anderen je wel snappen. Wanneer je denkt dat iets vanzelfsprekend is, zou je zélf sprekend moeten zijn. Spreek jezelf duidelijk uit, want de ander begrijpt je niet met een half woord.[2]
- Het woord uitspellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Chantal van der Leest“Waarom niemand zag dat je chagrijnig was tijdens de online vergadering” (18-09-2020), Tubantia