uitponden
Nederlands
Woordafbreking
- uit·pon·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitponden /ˈœytpɔndə(n)/ |
pondde uit /pɔndə ˈœyt/ |
uitgepond /ˈœytxəpɔnt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
uitponden
- overgankelijk (van slachtvee) per pond verkopen.
- overgankelijk (van een huurwoning) bij leegkoming verkopen.
- Ons als bewoners viel gelijk op dat het verdienmodel van de nieuwe eigenaar uitponden is.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'uitponden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.