uitlezen
- uit·le·zen
- samenstelling van uit bw en lezen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitlezen |
las uit |
uitgelezen |
klasse 5 | volledig |
uitlezen
- overgankelijk lezen tot het verhaal afgelopen is
- Ik las het boek in één ruk uit.
- overgankelijk ergens digitale gegevens uithalen
- Op mijn slimme meter zit een knop om de data uit te lezen.
- Als op je dashboard een lampje begint te branden, dan kan de dealer de foutcode uitlezen en de storing verhelpen.
- Het woord uitlezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitlezen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be