uitlekken
- uit·lek·ken
- samenstelling van uit bw en lekken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitlekken |
lekte uit |
uitgelekt |
zwak -t | volledig |
uitlekken
- ergatief druppelsgewijs uit iets vallen
- Ik heb het filter nog even laten uitlekken.
- ergatief overdrachtelijk: van informatie ongewenst openlijk bekend raken
- De jongste details die daarover uitgelekt zijn deden veel stof opwaaien.
- Het woord uitlekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitlekken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be