uitfaden
- uit·fa·den
- samenstelling van uit en faden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitfaden |
fadede uit |
uitgefaded |
zwak -d | volledig |
uitfaden
- ergatief (muziek) geleidelijk afnemen van geluidsvolume
- Als haar laatste nummer is uitgefaded roept de dj ons op tot een applaus. [1]
- Het woord uitfaden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitfaden" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ De onbekenden, Gabriel Roth
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be