• uit·die·nen

uitdienen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitdienen
diende uit
uitgediend
zwak -d volledig
  1. bij een arbeidscontract voor bepaalde tijd: tot het einde van de contractsduur blijven werken
    • Als geld het belangrijkste was, dan had ik beter mijn contract bij BNNVara kunnen uitdienen," stelt Beelen. "Ik verdiende daar aanzienlijk meer. Eerlijk gezegd vind ik het wel prettig dat die discussie over geld nu weg is. Ik zit bij commerciëlen, word niet meer met belastinggeld betaald." [2] 
    • In zijn commentaar in Sky Sports, noemt Gary Neville het te vroeg om Mourinho te ontslaan. ,,Louis van Gaal werd ontslagen na het winnen van de FA Cup en David Moyes vier wedstrijden voor het einde van het seizoen. Zo'n club was United in het verleden niet. Ik snap dat dit andere tijden zijn, maar directeur Ed Woodward moet hem zijn contract laten uitdienen." [3] 
    • Van Oosten is niet het eerste lid van de VVD-fractie dat zijn termijn niet uitdient. Regterschot was kandidaat nummer 47, maar treedt straks dus vermoedelijk toch toe tot de 33-koppige fractie. [4]