• uit·braak·po·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord uitbraakpoging uitbraakpogingen
verkleinwoord

de uitbraakpogingv

  1. poging om te ontsnappen
     Een onbekend aantal gevangen zou bij gevechten met bewakers zijn gedood. Tegelijkertijd met de uitbraakpoging ging er ook een autobom af in de omgeving. Volgens de SDF waren strijders van de terreurorganisatie geïnfiltreerd in wijken rond de gevangenis in Hasakah.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Uitbraakpoging in Syrische gevangenis vol IS-strijders 'verijdeld'” (DO 20 JANUARI 2022), NOS