• twee·zits·bank
enkelvoud meervoud
naamwoord tweezitsbank tweezitsbanken
verkleinwoord tweezitsbankje tweezitsbankjes

de tweezitsbankv / m

  1. (meubel) een bank met twee zitplaatsen
     De bestuurders- en bijrijdersstoel kunnen wordten [sic!] omgedraaid en de tweezitsbank is om te bouwen tot eenpersoons bed van 190 x 90 cm.[1]
     Ik opende de deur van de woonkamer en keek onmiddellijk in de richting van onze luxe tweezitsbank.[2]
  1.   Weblink bron
    Niek Schenk
    “De eerste elektrische camper heeft nog wel een benzinemotortje aan boord” (30-08-2019), Tubantia
  2.   Weblink bron “Cristiano Ronaldo leest een boek” (25/04/2016), HP de Tijd