tweehonderdenvierentwintig

Nederlands

       
0 2 2 4
tweehonderdenvierentwintig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·en·vier·en·twin·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdenvierentwintig

  1. "224", langere vorm van tweehonderdvierentwintig, tweehonderd plus vierentwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft tweehonderdenvierentwintig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot tweehonderdenvierentwintig. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "tweehonderdenvierentwintig" ht als linkerdeel

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)