turfvuur
- turf·vuur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | turfvuur | turfvuren |
verkleinwoord | turfvuurtje | turfvuurtjes |
het turfvuur o
- een vuur gemaakt met turf
- Een huis met een dak met gedroogd gras erop, geen riet, maar gras. Een turfvuurtje aan, de enige verwarming op de oven na. [2]
- Zo kon Van Lenneps beschrijving van een soort heks worden geïllustreerd door het zwart-wit filmpje van een oude vrouw die buiten een turfvuur stookte. [3]
- `Children not welcome', staat op de deur van menige pub, maar een modderige labrador, die voor het turfvuur kwijlend gaat liggen winden, mag wel naar binnen. [4]
- Het woord turfvuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "turfvuur" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 01 dec. 2017 Culinaire schatkamer
- ↑ NRC Maarten Huygen 28 december 2000 Historisch utopia
- ↑ NRC Hans Steketee 6 maart 2004 De moeizame relatie van de Brit met het dier
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be