tubeless
- tube·less
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zonder binnenband’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1979 [1][2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | tubeless |
verbogen | tubeless |
tubeless
- (verkeer) zonder binnenband
- ▸ De nieuwe vinding van Richard Nieuwhuis van Dugast voor de veldrijders – een tubeless band met hoge demping – viel niet alleen in de smaak, maar ook in de prijzen op het wereldkampioenschap veldrijden zondag in Heusden-Zolder.[3]
- ▸ Joe's No Flat's brengt 'gevulde' binnenbanden en tubeless banden voor vrijwel alle fietstypes op de markt. Ook is de reparatievloeistof per fles te koop voor wie zijn eigen banden wil afvullen.[4]
- Het woord tubeless staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tubeless" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tubeless" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tubeless op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Twentse banden voor succesvolle Belgen op WK” (01-02-2016), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Zelfreparerende fietsband komt er aan” (23 oktober 2008), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
tubeless | more tubeless | most tubeless |
tubeless