Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trouw·brief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwbrief trouwbrieven
verkleinwoord trouwbriefje trouwbriefjes

Zelfstandig naamwoord

de trouwbriefm

  1. (verouderd) de officiele akte waarin staat dat men getrouwd is
    • Van een trouwbrief uit 1847 tot een hedendaagse huwelijkssluiting: de nieuwe expositie van de Historische Kring Wederen duikt in het trouwverleden van Wierden. "Wierden trouwt"wordt zaterdag 11 februari om 15.00 uur feestelijk geopend door buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand Conny Mulder.[2] 
  2. (verouderd) de aankondiging dat men van plan is met elkaar te gaan trouwen
  3. (verouderd) schriftelijke toestemming dat men met elkaar mag trouwen

Gangbaarheid

Verwijzingen