Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tros·vor·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen trosvormig trosvormiger trosvormigst
verbogen trosvormige trosvormigere trosvormigste
partitief trosvormigs trosvormigers -

Bijvoeglijk naamwoord

trosvormig

  1. vorm van een tros hebbend
    • De bloem van de gewone boon is trosvormig, en de bloei vindt plaats van juni tot september. . 

Gangbaarheid