troonrede
- troon·re·de
- samenstelling van troon en rede
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | troonrede | troonredes |
verkleinwoord |
- jaarlijkse toespraak in de Ridderzaal namens de regering, waarin de beleidsvoornemens voor het komende jaar worden verwoord
- Vrijheid en veiligheid zijn kwetsbaar," zei koning Willem Alexander aan het begin van de troonrede.
- ▸ De hoogbejaarde monarch kampt sinds oktober, toen ze kort in het ziekenhuis werd opgenomen, met een broze gezondheid en mobiliteitsproblemen. Sindsdien heeft ze verschillende afspraken moeten afzeggen of digitaal vanuit huis bijgewoond. Vorige week liet ze nog verstek gaan bij haar troonrede.[1]
- Het woord troonrede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "troonrede" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Queen Elizabeth geniet zichtbaar van paardenshow” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be