• tro·ni·sta
  • Afgeleid van trono (troon), naar de goudkleurige stoel van te begeren vrijgezellen in het datingprogramma Uomini e donne, met het achtervoegsel -ista.
enkelvoud meervoud
mannelijk tronista tronisti
vrouwelijk tronista troniste

tronista m/v

  1. (media) (neologisme) vrijgezelle deelnemer aan een televisiedatingprogramma die door andere kandidaten het hof gemaakt moet worden