tronista
- tro·ni·sta
- Afgeleid van trono (troon), naar de goudkleurige stoel van te begeren vrijgezellen in het datingprogramma Uomini e donne, met het achtervoegsel -ista.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | tronista | tronisti |
vrouwelijk | tronista | troniste |
- (media) (neologisme) vrijgezelle deelnemer aan een televisiedatingprogramma die door andere kandidaten het hof gemaakt moet worden