• trom·pet·sig·naal
enkelvoud meervoud
naamwoord trompetsignaal trompetsignalen
verkleinwoord trompetsignaaltje trompetsignaaltjes

het trompetsignaalo [1]

  1. een afgesproken teken afgegeven door een trompet
     Een trompetsignaal weerklonk en op de vier hoeken van het strijdperk werd omgeroepen dat niemand mocht praten, hoesten of tekens geven op straffe des doods, waarvoor buiten het strijdperk drie galgen opgericht waren.[2]
     De organisatie roept mensen nadrukkelijk op om de herdenking thuis te volgen via televisie of internet en vooral niet naar de Dam te komen. De Dodenherdenking begint zoals ieder jaar met het trompetsignaal taptoe, om 19.58 uur. Het Nationaal Comité roept alle mensen met een blaasinstrument op om het signaal vanuit huis mee te spelen. Na twee minuten stilte zal het volkslied klinken; het is de bedoeling dat mensen dat thuis ook meezingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Joanot Martorell en Martí Joan de Galba
    “Tirant lo Blanc” (1987), Schocken, ISBN 0805238999
  3.   Weblink bron “Koning op lege Dam, thuis volkslied zingen en geen Bevrijdingsfestivals” (Zondag 12 april 2020, 17:03), NOS