troetelen
- troe·te·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
troetelen |
troetelde |
getroeteld |
zwak -d | volledig |
troetelen
- overgankelijk iemand liefkozend knuffelen
- troetelallochtoon, troeteldier, troeteling, troetelkind, troetelmaniak, troetelnaam, troetelschijf, troetelwoord
- Het woord troetelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "troetelen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "troetelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ troetelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Bulletin Issues 17-23 1908 blz 78 Orange Free State (Province) Dept of agriculture.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be