tripping
- trip·ping
- Naamwoord van handeling van trippen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tripping | trippings |
verkleinwoord | trippinkje | trippinkjes |
de tripping v
- (spel) overtreding bij ijshockey: het laten struikelen van de tegenstander
- Het woord 'tripping' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.