Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trein·as
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord treinas treinassen
verkleinwoord treinasje treinasjes

Zelfstandig naamwoord

de treinasv / m

  1. (spoorwegen) de as waarop de wielen van een trein gemonteerd zijn
    • De treinas vertoonde roestsporen. 

Gangbaarheid